Minimum weersomstandigheden drones vluchten
In afwijking van punt SERA.5005(a) van de bijlage van de uitvoeringsverordening (EU) nr. 923/2012, worden de operaties uitgevoerd overeenkomstig de hieronder bepaalde vliegvoorschriften:
1° buiten de wolken
2° binnen het directe zicht van de bestuurder van een RPA of de RPA waarnemer
3° de horizontale zichtbaarheid is minstens gelijk aan anderhalve keer de afstand tussen het RPA en de bestuurder van een RPA of de RPA waarnemer.
De horizontale zichtbaarheid is de minimale zichtbaarheid die nodig is voor de operaties in alle richtingen van het horizontaal vlak.
De operaties mogen niet plaatsvinden wanneer de weersomstandigheden langs de route van dien aard zijn dat de vlucht niet over de gehele route kan worden uitgevoerd overeenkomstig de in het eerste lid bepaalde vereisten.
De Minister of zijn gemachtigde, de directeur-generaal, kan, onder de voorwaarden die hij bepaalt en met de naleving van de technische en operationele vereisten van het RPAS, operaties toestaan die afwijken van de in het eerste lid bepaalde voorwaarden, met inbegrip van nachtelijke operaties, indien die worden uitgevoerd in een tijdelijk gereserveerd luchtruim (TRA) of in een tijdelijk afgescheiden luchtruim (TSA).
Gerelateerd aan: Minimum Weersomstandigheden:
Volgende 4: Bestuurder van een Drones >>
<< Terug 3.3: Zichtbereikvliegvoorschriften Drones