Artikel 66 Drones: Voorwaarden klasse 1 vluchtuitvoeringen
Om klasse 1 vluchtuitvoeringen te verrichten zijn de volgende elementen vereist:
1° de bestuurder is houder van een geldig bewijs van bevoegdheid als bestuurder van een RPA
2° het RPAS is geregistreerd in overeenstemming met artikel 57, of beschikt over een gelijkwaardig document afgeleverd door een luchtvaartautoriteit van een lidstaat van de Europese unie
3° RPAS die gebruikt wordt voor klasse 1a vluchtuitvoeringen die een verhoogd risico inhouden beschikt over een certificaat van overeenstemming afgeleverd in overeenstemming met artikel 48 of een gelijkwaardig document afgeleverd door een bevoegde autoriteit van een lidstaat van de Europese unie
4° de exploitant heeft vooraf de risicoanalyse bedoeld in artikel 68 uitgevoerd van de beoogde klasse 1 vluchtuitvoeringen rekening houdend met de risico's voor zowel de luchtvaartveiligheid als voor de veiligheid van personen en goederen op de grond ; en,
5° de exploitant heeft een operationeel handboek opgesteld in overeenstemming met de bepalingen van artikelen 78 en 79 ; en,
6° de exploitant heeft een ontvangstbevestiging van de verklaring ontvangen, bedoeld in artikel 72 ; of
7° de exploitant beschikt over een toelating bedoeld in artikel 75.
Elk vlucht uitgevoerd als een klasse 1 vluchtuitvoering wordt voorafgaand aan het DGLV gemeld. De directeur-generaal bepaalt de modaliteiten van deze melding.