Artikel 84 Drones: Voorbereiding van de geplande drone vlucht
§ 1. De bestuurder van een RPA bereidt de geplande vlucht voor op een luchtvaartterrein of een operatie locatie vóór de vlucht wordt gestart.
§ 2. De bestuurder van een RPA heeft voldoende kennis van de configuratie van het luchtvaartterrein of van de operatie locatie die gebruikt wordt, in het bijzonder van de aanwezigheid van obstakels, de opgestelde operationele limieten, de procedures voor vliegen, landen, opstijgen en holding en, in voorkomend geval, de verlichting en naderingshulpmiddelen.
§ 3. De bestuurder van een RPA verzekert zich ervan dat de opstijg- en landingsplaats:
1° voldoende veilige omstandigheden biedt
2° goed gedimensioneerd zijn
3° over de nodige uitrustingen beschikken
4° vrij van enig obstakel zijn
5° bestaat uit een oppervlak waarvan de toestand geschikt is voor het type geplande operaties, de grootte en de prestaties van het RPAS, rekening houdende met de externe omstandigheden.
De bestuurder van een RPA houdt hierbij rekening met de vereisten die vermeld zijn in het vlieghandboek van het betreffende RPAS of gelijkwaardig document.