Artikel 91 Drones: Praktische Opleiding op een Terrein
§ 1. De praktische opleiding op een terrein bedoeld in artikel 90, § 1 is alleen toegelaten indien het terrein voorafgaandelijk door de minister of zijn gemachtigde, de directeur-generaal, werd toegelaten voor opleiding.
§ 2. De aanvraag tot machtiging wordt ingediend bij de directeur-generaal of de door hem aangewezen instantie.
De directeur-generaal bepaalt de vorm en de inhoud van de aanvraag.
§ 3. De machtiging wordt afgegeven indien het terrein aan de volgende cumulatieve voorwaarden voldoet:
1° het terrein bestaat uit ten minste een start- en landingsbaan, een opstijg en naderingszone, een gebied voorbehouden voor de bestuurders van de RPA en hun RPAS en een beschermingszone voor het publiek
2° het terrein is vrij van elk obstakel dat het opstijgen, het evolueren en het landen van de RPAS hindert
3° de afmetingen van de start- en landingsbaan zijn in overeenstemming met de vereisten van het vlieghandboek van het RPAS dat gebruikt is voor de praktische opleiding
4° de opstijg- en naderingszone hebben een vorm en een afmeting overeenkomstig de vereisten van het vlieghandboek van het RPAS dat gebruikt is voor de praktische opleiding. In deze zones bevinden zich geen personen, goederen en obstakels die het opstijgen en het naderen kunnen hinderen of onmogelijk maken
5° de start- en landingsbaan is op een afstand van meer dan 40 meter gelegen van parkings en van constructies
6° het terrein ligt buiten de controle gebieden (CTR) van de burgerlijke en militaire luchthavens, de verboden (P), de gevaarlijke (D) en de beperkte (R) gebieden die vermeld worden in de A.I.P., behalve na voorafgaande schriftelijke toestemming van de luchtvaartautoriteiten onder wiens bevoegdheid deze gebieden vallen
7° het terrein ligt op minstens 3 zeemijl van het referentiepunt (ARP) van een luchtvaartterrein, behalve na voorafgaande schriftelijke toestemming van de exploitant van het luchtvaartterrein
8° de vliegzone wordt begrensd door een cilinder met als basis de grond, een maximale hoogte van 300 voet en een straal van maximum 400 meter vanuit het referentiepunt van het terrein, tenzij ze anders is bepaald in de machtiging van het terrein.